Van alles wat ik in mijn leven heb bezeten
een huis, een schuur, een hond, een bed, een haard
was níets dat tegen bruut geweld bestand was
alleen mijn akkers bleven wonderwel gespaard
De rulle aarde wacht haast onbewogen
trotseerde oorlog, stormen, kou en zon
maar steeds opnieuw was er dat gulle voorjaar
waarop ik haar, als voor het eerst bewerken kon.
Zo hard als ijzer in de hete zomer
met vruchten zwaar, en rijk er in vergroeid
als taai cement in natte najaarstijden
maar in het vroege voorjaar, toch weer onvermoeid.
Een zandwoestijn op koude droge dagen
als ik er vloekend, zuchtend onkruid zag
maar troostend zacht vlak na het tarwe zaaien
of na een regenbuitje, op een voorjaarsdag
Haast klauwend sloeg mijn ploegschaar in de aarde
En spleet de grond uiteen, in blinde haat
maar slechts wat kluiten, nauwelijks te vinden
waren het zielig, onbenullig resultaat
Ik zocht naar onvergank’lijkheid in mooie dingen
in geld en goed, in alledaagse strijd
maar kijkend over onbewerkte velden
zie ik in rulle aarde, plots de eeuwigheid
Corrie Huijer