Van de redactie
Voor het voorwoord in deze ‘van de redactie’ geven we het woord aan de gastredacteur van dit nummer Tino van Kampen.
Ik schrijf graag. Een blog, teksten voor websites, achterflappen van dichtbundels en dit voorwoord voor de o-o-go, zijn daar het gevolg van. Na het lezen van het februarinummer, o-o-go, meldde ik mij zonder aarzeling aan als gastredacteur om het voorwoord van dit nummer te schrijven. Nu is er lichte twijfel. Hoe pak je dat aan een voorwoord schrijven. Gelukkig stuurde Niels Snoek de inhoud van de uitgave die u in uw handen heeft aan mij op.
Het voorjaar en Pasen staan centraal in dit nummer. De door de schrijvers geschreven woorden en zinnen, krijgen betekenis in de vorm van een gedicht of een verhaal. Soms met een knipoog, soms diepzinnig. Die variatie maakt het lezen van dit blad juist zo plezierig. Al in het eerste gedicht -passend bij de cover – gaan we op reis, dit maal naar de Mekkerstee en we maken kennis met nieuw leven. Om vervolgens in het diepe gegooid te worden door Oscar Zeelenberg en zijn filosofisch getinte vertoog. Door Nel Saarloos worden we meegenomen naar vroeger. Al direct worden we als lezer, evenals de schrijver destijds, op het verkeerde been gezet. Hier herken je als lezer de stylist, direct wordt je het verhaal ingezogen. Ja, ja die schoonmoeders. Ineens is daar het Dada – gedicht van Mari-Anne van Oortmerssen. Leuk om deze bijna vergeten stijl langs te zien komen. Dat er niet zomaar wat door de schrijvers geschreven wordt bewijst Nadine Moerenhout: “Want ik ben niet zozeer wát ik schrijf, maar ik ben des te meer hoe ik schrijf’.
Een mooi voorbeeld verwijzend naar het citaat is het afsluitende gedicht van Aart Dorsman. Bij herlezen, zie ik telkens een nieuwe betekenis.
o-o-go is vaak inhoudelijk en artistiek een sterke periodiek. Mijn credo: Hou vol schrijvers. Zodat wij nog lang van jullie verhalen en gedichten mogen genieten.
Tot ziens in het volgende nummer waaraan ik ook zal bijdragen.
Tino van Kampen