Touwslagersbaan 10
7081 EL GENDRINGEN
email: gboeve@gijsjanszoon.com
tel. 0315 750246
biografie
Ik ben Gerda Boevé, geboren op 25 februari 1947 in “Oud Verlaat” gemeente Zevenhuizen.
Ik heb op verschillende plaatsen in Nederland gewoond. Iedere plaats had zo haar eigen schoonheid, bijzonderheden en inspireerde mij tot het schrijven van gedichten, mede daardoor blijven zij mij altijd bij.
Hoewel ik lange tijd heb gedacht dat ik “de zee” nooit zou verlaten, woon ik nu toch weer in de “Achterhoek”.
——
Het groene land verdeeld door smalle sloten, knotwilgen aan een vliet, een kind verschuilt zich tussen het riet, kijkt vol ontzag naar de statige zwanen.
Beelden van vroeger, beelden die waarschijnlijk nooit zullen worden overtroffen in schoonheid.
Brede stranden, zachte koele wind, hoge duinen in de warme zon, zonder zorgen loopt zij door het zand, geeft haar gedachten aan de zee en krijgt daar mooie woorden voor terug.
Beelden van later, beelden die waarschijnlijk nooit zullen worden overtroffen in schoonheid.
Weilanden, bossen, heggen, als een reusachtig park, soms een ontmoeting met het smalle water, een spel van schaduw en zon met steeds weer andere vergezichten.
Een beeld van nu een beeld dat waarschijnlijk nooit zal worden overtroffen in schoonheid.
Zoveel schoonheid, zo verscheiden, zo overal een thuis.
noot van de redactie:
Vanaf het begin van de oprichting van De Reizende Dichters was Gerda er bij.
Door in 2013 te verhuizen van Goedereede-Havenhoofd naar het oosten van het land is haar lidmaatschap omgezet in gastschrijverschap.
23 juli 2014
voor allen die op reis gingen..
voor allen die achterbleven..
zijn lachend gezicht
verdwijnt en zij ziet enkel
nog een hand die zwaait
hem wacht een verre reis
en zij, zij wacht op hem
een ingelast journaal, het nieuws
dringt binnen en verwoest
een toekomst voor hen beiden
wist met enkele woorden
zijn leven uit
zij zoekt verblind door tranen
zijn handen zijn gezicht
maar hij is bloed
verwrongen staal
dode mensen
beklemmend leeg
de grote hal waar hij vertrok
bij de gesloten poort
voelt zij de kilte van
de waarheid
de dood
elk nieuwsbericht verwondt
opnieuw haar hart
zij ziet hoe vreemden
zwarte zakken dragen,
zij ziet de trein waar zij
zijn dode lichaam weet
de nacht genadig
sluit zich om haar heen
geeft beelden van
zijn lachende gezicht
zijn opgestoken hand
en neemt haar even mee
tot het besef
het weten van zijn dood
in alle hevigheid
haar overspoelt
zijn beeld verdrijft
zij huilt en huilt en
huilt…
2008
Poëzieavond 2008
Onrustig draaiend op mijn stoel
wacht ik tot het weer stil wordt
dan zal ik voor de eerste keer
eigen gedichten lezen
Met mijn ogen dicht, denk ik
aan de landman
ik zie het zweet op zijn gezicht
en voel het angstzweet in mijn handen
hij loopt de hele dag, het kind
gaat stil naast hem
zijn woorden zijn te tellen
het licht is fel en heet
toch is het goed om in gedachten
even daar te zijn
even weg van
spanning en geluid
veilig op de warme akker
Die rust is snel voorbij wanneer
een stem vertelt dat
het mijn beurt is om te lezen
ik zie mensen, die verwachten
papier trilt in mijn hand mijn
stem beeft en mijn knieën knikken
dan voel ik zacht zijn harde hand
wonderlijk licht, op mijn schouder
stil is hij daar, de landman
en ik vertel het kort verhaal
van hardheid, onmacht, grote liefde
gedeelde eenzaamheid.
De landman, een gedicht.
de landman 2007
Over het warme harde land
gaat dag na dag de landman,
de leren stukken op zijn knieën
zijn net als zijn gezicht,
stug en hard.
Zijn glimlach komt zelden
nog naar buiten,
zijn hart verweerd
zijn woorden schaars en bot,
streng voor zichzelf
en voor het kind
dat naast hem gaat,
het zware werk als straf,
een boeten voor zijn zonden
hem opgelegd
door zijn vertoornde god.
Een korte rust
een adempauze,
de koude zwarte thee
trekt natte sporen op zijn kin,
zwijgend geeft hij zijn kroes
aan het vermoeide kind,
dan voor het eerst die dag
kijkt hij haar aan
en zegt:
ga maar naar huis.
—
Toen ik het huis zag met
de donkere, hoge ramen,
dacht ik: hier woonde ooit
een vrouw zonder geluid.
Ik heb haar nooit gehoord,
alleen gezien, wanneer zij
knielde bij een oude boom
in het gazon.
Zij legde zacht haar handen
op de ruwe bast en
keek omhoog als
bad zij hem om kracht.
Met schitterende ogen,
liep zij door de straten
zij keek mij aan en raakte mij,
maar zij sprak nooit.
Haar voeten dansten,
haar haren waren
voor de wind,
haar glimlach was voor mij
Ik wilde zo graag weten,
haar vragen, horen, zien,
maar voor ik iets kon zeggen
was zij alweer voorbij.
Het huis is stil en leeg,
hoog gras, gebroken ramen,
knielend bij de oude boom,
stel ik hem zacht mijn vragen.
Begrensd
Uitgezette paden
zonder vergezicht,
als beslagen ramen
in een oud en vochtig huis.
Een spinnetje maakt
dansfiguren op
het natte raam.
Een jongen schrijft
in spiegelschrift
zijn naam.
Steile oevers
stilstaand water,
leven binnen grenzen
van verleden tijd.
Het kind beziet,
ontdekt een
nieuwe werkelijkheid.
Lijnen worden cirkels,
het raam een schilderij,
de wereld komt als morgenlicht.
De jongen schrijft
zijn eerste
gedicht.
Grenze(n)loos
In het land zonder grenzen
waait altijd de wind
gaan zeeën te hoog
is de woestijn voor het kind.
In een land zonder grenzen
Lopen wegen terug
tot in het verleden
tonen toekomst de rug
In het land zonder grenzen
zoeken woorden een kader
omlijnd door het nu
als het bloed door een ader.
In een land zonder grenzen
wordt de stilte gesmoord
verdwalen de mensen
wordt geen kind meer gehoord.
In het land zonder grenzen
fluistert de wind
over spreken en zwijgen
in de woestijn wacht het kind.
—
geef mij de woorden
de vastgelegde beelden
zij worden gedicht
—
ongrijpbaar is zijn
glazen lichaam
sneller dan de wind
de zoutkristallen op
zijn rug weerspiegelen
het blauwe water
mijn handen raken
slechts de schaduw
van zijn verdwenen lijf.
—
Een kort ontmoeten
tussen zonlicht en schaduw
wordt een lang verhaal
Naakt
mooie woorden
blazen de stilte weg
daar staat zij
midden tussen taal
verlangend naar het zachte suizen
van wolken om haar hoofd
mooie woorden
strelen haar huid
verwonden haar ziel
zij is naakt en kwetsbaar