Lanerta, 1906-2000
Tine ter Laan, Lanerta is de naam die van haar meisjesnaam is afgeleid, werd in 1906 geboren in Bedum (Groningen). Ze was het eerste kind en groeide op in een gezin met tien kinderen. In het jaar voor ze geboren werd, kochten haar ouders een tuinderij en daar groeide Tine op.
Toen ze vijf jaar oud was, mocht ze naar de basisschool in Bedum. Het weggetje naar school, langs een veldje vol bloeiende veldbloemen, of ’s winters langs de bevroren sloot, vond ze toen al mooi. Op school hield ze van de Bijbelverhalen die de meester vertelde. Op een dag vertelde de meester dat hij als zendeling naar Nederlands-Indië ging, dit maakte diepe indruk op haar en ze bedacht dat zij dat ook wel zou willen.
Deze droom kwam uit toen ze jaren later met haar man, die als militair bij het KNIL werkte, zelf naar Nederlands-Indië vertrok. Ze woonden daar op verschillende plekken en ze kregen samen vier kinderen. Ook daar werd ze geraakt door de mooie natuur en wilde ze haar geloof in God graag delen met mensen daar.
Tijdens de oorlog kwam ze met haar kinderen in een Jappenkamp terecht, dit was een zware tijd voor haar en haar kinderen. Haar man kwam in de oorlog om toen hij als krijgsgevangene werkte aan de Birma-spoorweg. Na de oorlog lukte het haar om terug te komen naar Nederland. Ze woonde de eerste tijd in Groningen, later in Rhenen.
Ze ontmoette Gijs Buth, die in Dirksland woonde, raakte bevriend met hem en later, toen ze trouwden, kwam ze op Goeree-Overflakkee te wonen. Op het eiland was ze actief bij vrouwenverenigingen en ze handwerkte graag. Ze hield van het polderlandschap; de weidsheid, het bloeiende fluitenkruid, de vogels en andere dieren. Ze fietste, wandelde of reed er graag en na zo’n tocht door de polder schreef ze er dan vaak een gedicht over.
In haar gedichtjes schreef ze over wat haar raakte in Gods schepping en hoe ze zich door Hem gedragen voelde in dit leven. Ze vertrouwde erop dat Hij haar weg wel zou weten en wijzen. Haar gedichtjes verschenen jarenlang in het Eilanden-Nieuws, dagkalender Honingdroppel en De vriend van oud en jong. Later werden deze gedichtjes verzameld en uitgegeven in vier dichtbundels:
Het licht tegemoet
Ik wil alleen een pen zijn in Uw hand (1984)
Alles wat adem heeft (1987)
Zo ik niet had geloofd (1991)
Deze bundels zijn uitgegeven door uitgever Boekhuis Ariese Middelharnis en uitgever C. van Koppen B.V. Ouddorp.
Na het overlijden van haar man in 1989 verhuisde Tine ter Laan naar Bilthoven, waar ze dichter bij haar kinderen woonde. Ze overleed op 28 augustus 2000.
Toen ze Goeree- Overflakkee verliet, verscheen in het Eilanden-Nieuws van 30 mei het volgende gedicht. Het werd geschreven door Kees Kuijper.
Afscheid van Lanerta
Het is zover, zij reist nu af
vertrouwend op de Heiland.
Na alles wat zij hier steeds gaf
verlaat ze nu het eiland.
Volge gezondheid haar en rust
na een bewogen leven
waarin zij met haar gaven steeds
veel rijkdom heeft gegeven.
Een pen die graag bewegen mag
en velen heeft bewogen
Die zwart op wit verslag uitbracht
van wat ervaren ogen
Rondom aanschouwden hoe Gods hand
steeds werkzaam in de jaren
Door moeit’en vreugd maar altijd wijs
Zijn kind’ren wil bewaren
gedichten uit ‘alles wat adem heeft’
Overgenomen met toestemming van de uitgever C. van Koppen
Fluitekruid
In de polder, langs de wegen
is de omtrek vol van zegen.
Lente opende haar deuren,
doet het polderlandschap fleuren,
en ik kijk mijn ogen uit
naar het bloeiend fluitekruid.
Naar de witte bloemenspreien
die zich langs de wegen rijen,
fijner dan het fijnste kant,
wuivend aan de waterkant.
Tere weefsels van Gods vingeren
die de bloemenranden slingeren
om de wijde polderlanden,
niets ontglipt er aan Zijn handen.
Heel Zijn doen straalt liefde uit,
zichtbaar in het fluitekruid
waarmee Hij het land wil sieren
en het lentefeest wil vieren
met het schepsel dat Hij mint,
dat in Hem zijn vreugde vindt.
De polder lééft!
De polder lééft! de velden bloeien
je ziet het jonge koren groeien.
De grote Landman strooit Zijn zegen uit met vaste milde hand
Een weelderig groen kleed siert ’t wijde polderland.
De polder lééft, een roep klinkt door de velden
de koekoek roept! hij komt zijn komst ons melden
en met hem mee juicht heel het vogelenkoor
een feestzang schettert luid de polderlanden door.
De polder lééft, dat lispelen populieren
maar vaart de wind door ’t loof dan gaan ze ’t feest mee vieren.
Dan bruist de vreugdezang langs hoge polderdijken
om al de rijkdom, overal, zover het oog kan kijken.
De polder lééft, hef nu een loflied aan
voor Hém die alle dingen doet die wij nu gadeslaan.
Hij stalt Zijn heerlijkheid, Zijn grootheid uit, Hij onderhoudt het leven.
Mocht Hij dit land door Hem bereid, een oogst vol rijkdom geven.