Arie Cornelis Bouman, 1892 – 1966
Arie Cornelis Bouman, wiens wieg in Sommelsdijk stond, was een taalwetenschapper, die niet alleen publiceerde over zijn werkgebied – taal- en letterkunde, filologie –, maar ook over beeldende kunst. Bijvoorbeeld: Kuns in Suid-Afrika en Kuns en Kunswaardering. Zelf tekende en schilderde hij ook.
Bouman promoveerde cum laude tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op een proefschrift getiteld Bijdrage tot de syntaxis der ‘dat’-zinnen in het Germaansch. Hij werd hoogleraar in de Germaanse filologie en geschiedenis van het Nederlands in Zuid-Afrika (universiteit van Stellenbosch) en later in de algemene taalwetenschap en de talen der oud-Germaanse volken in Leiden.
Hij schreef Afrikaanse spraakkuns (1924) en Middelnederlandse bloemlezing met grammatica (1934), naast artikelen over grammatica en taalkunde en beschouwingen over bijvoorbeeld Ruusbroec en de Duitse mystiek.
Als literator produceerde hij bovendien drie toneelstukken, waarvan twee in het Afrikaans. Hiervan is Nerina van Drakensteyn verreweg het beste, volgens critici. Het stuk speelt in 1706 en beeldt het leven uit van de Hugenoten aan de Kaap, die Frankrijk niet kunnen vergeten. Dieu et mon droit of Die heilige pand is een gelegenheidsstuk, speciaal geschreven voor de Hugenoten-feesten in 1939 en ook in dat jaar opgevoerd. Het speelt in 1689 en in 1706 en behandelt grotendeels dezelfde problematiek als Nerina. Boumans Nederlandse toneelstuk heet De Vikings in Byzantium (1929) en is gebaseerd op oud-Noorse saga’s.
Bouman overleed in 1966 te Leiden.