publicist, 1891-1938
korte biografie:
Jan van Heest werd geboren op 5 mei 1891 in Goedereede. Zijn ouders waren Cornelis van Heest en Elizabeth van Putten. Jan van Heest trouwde op 26 mei 1921 met de in 1893 geboren Krijntje van Asperen. Op 18 oktober 1922 werd zoon Cornelis geboren. Het echtpaar woonde aan Noordzijde Haven (nr. 76) te Goedereede. Van Heest was ambtenaar op een P.T.T.-kantoor.
Na zijn overlijden op 13 mei 1938 vertrokken zijn vrouw en zoon naar Middelharnis.
Zij namen hun intrek in een woning aan de Hobbemastraat nr.34. Dit huis werd bewoond door de vader van Krijntje, Huibert van Asperen. Hij vertrok later naar ‘s Gravenhage. Moeder en zoon verhuisden in 1940 naar een woning aan de Langeweg (nr. 18). Krijntje vertrok in 1946 naar Rotterdam. Van zoon Cornelis zijn verdere gegevens onbekend.
Van Heest publiceerde onder de naam Hakate zgn. Maasnymphen in de Maas- en Schelde bode. Nadruk verboden stond er onder elk stukje.
Gedeelte uit het voorwoord van de bundel ‘Maas’-nymphen door Frans van Heest
… De gedichten van Jan van Heest werden in de jaren dertig gepubliceerd in de Maas- en Scheldebode. Deze krant was jarenlang een streekblad op de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden waaraan het blad zijn naam ontleende. Deze eilanden liggen namelijk in het stroomgebied van deze beide rivieren.
Hij publiceerde onder het pseudoniem ‘HAKATE’. Het geheel is geschreven in de z.g.n. oude spelling. In 1934 werd een nieuwe spelling ingevoerd, hield v. Heest het echter bij de oude, wat m.i. de aantrekkelijkheid van de gedichten zeer zeker ten goede komt. Wat onder het pseudoniem ‘HAKA’T’E’ verstaan moet worden is ons niet geheel duidelijk, maar hoogstwaarschijnlijk is het een afkorting van bepaalde woorden met als beginletters: H.K.T. Dat we deze gedichten wilden publiceren heeft vanzelfsprekend to maken met het feit dat er veel historisch schrift verloren gaat, wat zeer zeker de moeite waard is om behouden to blijven voor het nageslacht.
Toen die gedachte bij me opkwam, wisten we echter niet of ze nog voorhanden waren. Na enige navraag werden we verwezen naar het Streekmuseum te Sommelsdijk. Een oudere man uit Middelharnis had deze streekbladen bewaard, en na diens overlijden heeft de betreffende familie ze ter beschikking gesteld van het museum. Een geste die dan ook op hoge prijs gesteld werd. Hierbij mijn hartelijke dank aan de heren Kruider en Blokland.
Tevens mijn hartelijke dank aan Mw. Deuning-van Heest, te Numansdorp, die als enige kleindochter van Dhr. van Heest er geen bezwaar tegen had dat het werk van haar grootvader opnieuw gepubliceerd zou worden. Naar alle waarschijnlijkheid zijn niet alle gedichten die toen geplaatst zijn hier in vermeld. Het komt mij voor dat er wel een aantal ontbreken, die we niet konden achterhalen.
Dat ze aangeduid werden als ‘Maas’-nymphen had ermee te maken dat de redactie van het betreffende streekblad deze gedichten, nadat Dhr. van Heest er enkele had laten plaatsen, graag een bepaalde naam wilde geven onder welks motto ze dan iedere vrijdag in de ‘Maas’ zouden verschijnen. U kunt dat lezen in het vijfde gedicht van deze bundel. Dat was dan ook het eerste dat als ‘Maas’-nymph werd geplaatst. Zoals we al vermeldden werden ze in de jaren dertig geschreven. De eerste werden in ’32 geplaatst en vervolgens tot ’37, dus gedurende vijf jaren. Zoals vele ouderen onder ons zich nog wel goed zullen herinneren waren de dertiger jaren getekend door een zeer ernstige economische crisis. Duidelijk komt dat ook in verschillende gedichten naar voren. Ze werden immers gemaakt naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen die plaatselijk of regionaal de aandacht trokken. Een enkele zult U er in opmerken die nationaal, zelfs ook nog wel internationale betekenis hadden.
Het eerste waarmee begonnen wordt vermeld al iets over de vrees die er leefde onder de bevolking van ons eiland, dat de tram die in die jaren een onmisbare functie vervulde, door de heersende crisis opgeheven zou worden. Vrijwel iedere tak van handel, landbouw, visserij of welke andere tak van nijverheid er plaats vond in de maatschappij heeft op de een of andere wijze wel een plaatsje in deze rijmelarij verkregen. Bestuurders hetzij plaatselijk of landelijk, men komt er zowel hooggeplaatsten als eenvoudige dorpsmensen in tegen.
Het Huis van Oranje krijgt vanzelfsprekend haar rechtmatige aandacht. Denken we aan het overlijden van Koningin-Moeder Emma, en korte tijd daarna Prins Hendrik. In later tijd het huwelijk van ons Prinselijk Paar Juliana en Bernhard. Verjaardag van Koningin Wilhelmina, Prinsjesdag. Zo ook het St. Nicolaasfeest, Oud- en Nieuwjaar, de Christelijke feestdagen, bijzondere jubilea, de reisjes per tram. Ruime aandacht wordt verleend aan de werkeloosheid, de zo nodige steunverlening aan boeren en vissers. Ook de kasjesvent en de zwerver ontbreken niet, de jaarlijkse schoonmaakwoede der huisvrouwen. En wat te denken van de dorpswinkelierster die in de stad Rotterdam, in de Bijenkorf aangekomen bij binnenkomst “Volluk!” “Volluk!” roept. Dat deden haar klanten immers ook. Humorvolle gebeurtenissen, de ouderen onder ons zullen er zich nog wel wat van herinneren, echter ook de droeve en ernstige zaken des levens wordt niet aan voorbij gegaan. Het blijkt uit al het geschrevene dat Dhr. Van Heest een brede interesse in het maatschappelijk leven bezat. Het was niet alleen de crisis die de dertiger jaren kenmerkten, ook de verdere modernisering kreeg al maar meer gestalte. De electriciteit deed op ons eiland zijn intrede en korte tijd daarna werden we verrijkt met de aanleg van de waterleiding.
De politiek was in moeilijke kwesties verwikkeld, het opkomende nationaal socialisme vroeg zijn aandacht. Wat door velen met angst en beven werd tegemoet gezien. Zeker wat er bij de Oosterburen gebeurde, het dreigende bewind onder Hitler werd ook door van Heest a1 onderkend. Al met al zeer lezenswaardig. Het geheel geeft ons een indruk hoe er in die jaren geleefd en gehandeld werd.
Goedereede, januari 1998
Frans van Heest. (geen familie van Jan van Heest. Red.)
Hieronder volgen enkele gedichten uit de bundel “Maas”-nymphen.
Marchanderen
Al wat ‘k ooit van taal geleerd heb
Smijt ik gladweg aan de kant
Voortaan ga ik enkel spellen
Volgens het systeem-Marchant.
Bosschen maak ik nu tot bossen
Zonder dat er wordt gehakt
En het graan wordt nu in schoven
Netjes in de tas gepakt.
Scheelen staan gelijk met schelen en
Rooken gaat al met één ‘o’
En bij loens en links en lassen
Geef je de ‘ch’ cadeau.
Iemand die nu gaat bedelen
Is toch nog geen bedelaar.
Wil je duizend gulden lenen
Ben je zo nog maar niet klaar!
Als een dokter iets gaat helen
Is hij nog geen diefjesmaat
Evenmin als dat negeren
Hoegenaamd op neeg’ren slaat.
In de tassen van de dames
Vind je crème en lippenstift
Het beledigen of doden
Is ’t gevolg vaak van de drift.
Tussen sloten en de sloten
Is voortaan geen onderscheid
‘Den’ is enkel nog in ere
In de blijde Kerstmistijd.
Als ik, ouderwetse kerel,
Die op school ben grootgebracht
Bij de Vries en met te Winkel,
Met het jongere geslacht
Al dat nieuwe moet gaan leren
Als mijn Nymphen nu voortaan
Op bevel van de redactie
In die spelling moeten staan
Zal ik aan die wens voldoen, maar
Eerst ga ‘k dan eens op bezoek
Bij de Directeur en eis daar
Vast een gloednieuw woordenboek.
Doen
Weet g’ ook, mede-inboorlingen,
Die eiland’lijk zijt gebekt,
Hoe we ’t werkwoord ‘doen’ gebruiken.
In ’t Flakkeesche dialect?
We doen eten, wasschen, zaaien,
We doen met den bakker mee
En we doen, eer we naar bed gaan,
Nog een potje dominee.
Heel Flakkee doet graag een bakje
Onze vrouwen doen het haar
’s Winters doen w’ een dikke jas aan
Zijn des middags d’aarpels gaar
Doet de vrouw ze op den schotel
Ze doet ook de borden af
In de rennen doen de boeren
Wat het land aan uien gaf
Wanneer onze thermometer
Onder ’t nulpunt komt te staan
Worden gauw de eigenheimers
Onder ’t winterdek gedaan.
We doen peren af en appels
Tarwe doen we in den grond
Als je juin te koop hebt vraag je:
“Wat doet tegenwoordig ’t pond?”
Als je somtijds bij den slager
’n En’kle post hebt laten staan
Dan wordt steevast, bij betaling,
Alles netjes door gedaan.
Maar jij laat je nimmer door-doen
Kamfer doe je tegen mot
’s Avonds doe je trouw de lamp uit
En je doet de deur op slot.
In het stuit’ren is een jongen
Menigmaal een heele piet
Maar staat hij niet op de mete
Dan is ’t uit: dan doet het niet.
’t Spek wordt, als het eenmaal droog is
Van den zolder afgedaan
Maar daarvoor moet altijd eerst toch
’n Krulstaart worden doodgedaan.
Praat Flakkeesch, het is geen schande!
Er zijn woorden bij de vleet!
En het mooiste is, als we ’t spreken,
Zooals ’t voorgeslacht het deed.
Bethesda
’t Is vandaag een feest voor Dirksland
Door het ziekenhuis van Weel:
Maandag wordt een jubeldatum
Voor Flakkee in z’n geheel!
Als Bethesda wordt geopend
Als ons eigen ziekenhuis
Onze kranken gaat ontvangen,
Die, beladen met hun kruis,
Daar genezing komen zoeken
Of een rustkuur ondergaan
Gastvrij zullen steeds haar deuren
Voor de lijders open staan.
Reeds bracht een stel kwieke zusters
Alles voor ’t gebruik gereed
Alles is van ’t allernieuwste
Er is voorraad bij de vleet.
En twee kundige doktoren
Staan met al hun kennis klaar
Om het lijden te verlichten
Van Flakkee’s patiëntenschaar.
Lange jaren heeft ons eiland
Naar een ziekenhuis gesmacht
Eind’lijk heeft een milde geefster
De gelegenheid gebracht.
’t Wordt een feestdag voor ons eiland
Onze bede is verhoord:
Want Flakkee heeft nu een eigen
Nieuw, modern genezingsoord.
Als ons vroeger soms, heel plots’ling
Iets heel ernstigs overkwam
Was het hoofdbezwaar: de afstand
Van Flakkee naar Rotterdam.
Maar nu zijn we in een uurtje
In Bethesda aangeland
En daar is, als in de steden,
Al ’t vereischte bij de hand.
Schenkt, verpleegsters, ons Uw liefde,
Dokters, Uw bedrevenheid
Maakt, in waarheid, van Bethesda:
“’n Plaatse der barmhartigheid”