‘Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan Dirksland denk’
Walraven, Willem, (pseudoniem Maarten Cornelis), journalist en schrijver (Dirksland (Z.H.) 7-6-1887 – Gevangenkamp ‘Kesilir’ bij Banjoewangi (Java, Nederlands-Indië) 13-2- 1943). Zoon van Frans Walraven, kruidenier, en Antje van Kassel. Gehuwd in 1922 met Itih (1898-1969). Uit dit huwelijk werden, behalve 1 zoon die jong overleed, 3 zoons en 5 dochters geboren.
beknopt biografisch overzicht:
biografisch overzicht van zijn leven op Goeree-Overflakkee door Frank Okker (met toestemming van de auteur en het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis) © ING – Den Haag. Bronvermelding: Frank Okker, ‘Walraven, Willem (1887-1943)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland.
1887 Willem wordt op 7 juni geboren in een kruideniersgezin op de Straatdijk te Dirksland.
1887 – 1902 Jeugdtijd doorgebracht in Dirksland
1902 – 1903 werkt op kantoor in Delft.
1904 – 1907 Verblijft – vermoedelijk – te Dirksland
1907 – 1909 Rotterdam. Wisselt kantoorwerk af met bohemienachtig bestaan. Geniet veelvuldig van toneel, het uitgaansleven en de cafés.
1909 emigreert naar Canada.
1909 – 1914 Verblijft in Canada (en V.S.).
1914 Keert in december terug naar Dirksland.
1915 Tekent verbintenis van 3 jaar bij het KNIL:. Vertrekt naar Nederlands-Indië.
1915 – 1918 Telegrafist te Tjimahi op Java.
1918 Ontslag uit militaire dienst. Trouwt met Soendanese Itih.
1930 Schrijft vanaf nu freelance voor De Indische Courant.
Leeft voortaan geheel van zijn pen.
1941 Schrijft voor literair tijdschrift De Fakkel. Erkenning als schrijver.
1942 Het Japanse leger valt Nederlands-Indië binnen op 11 januari. Op 13 juli worden Walraven en zijn 3 zoons weggevoerd naar het interneringskamp Kesilir.
1943 Op 13 februari overlijdt Walraven in het interneringskamp tengevolge van malaria, dysenterie en algehele uitputting.
bibliografie (van en over Walraven) o.a.:
1952
Op de grens. Korte verhalen, brieffragmenten,
kronieken
G.A.Van Oorschot Amsterdam
1966 // 1992
Brieven aan familie en vrienden 1919-1941
G.A.Van Oorschot Amsterdam
1967
een heel nummer van Tirade
is gewijd aan Walraven
1971
Eendagsvliegen. Journalistieke
getuigenissen uit kranten en tijdschriften
G.A.Van Oorschot Amsterdam
1978
Een maand in het boevenpak
Thomas en Eras ’s-Gravenhage
1992
De grote verbittering. Herinneringen
aan mijn vader door W. Walraven jr.
Bas Lubberhuizen Amsterdam
1992
Het Oog in ’t Zeil. Walravennummer.
Stichting Het oog in ’t Zeil/Bert Bakker
Amsterdam
1993
Levenslijnen
Herinneringen aan Dirksland en Flakkee
Commissie Herdenking Willem Walraven,
Dirksland
2000
Dirksland tussen de doerians
een biografie van Willem Walraven
door Frank Okker
Bas Lubberhuizen, Amsterdam
In 1971 verscheen bij G.A.van Oorschot, uitgever in Amsterdam een boek onder de titel: Eendagsvliegen. Journalistieke getuigenissen uit kranten en tijdschriften, van de hand van Willem Walraven.
Hieronder een extract uit een van die eendagsvliegen:
LEVENSLIJNEN
Mijn familie woont sedert eeuwen op een van de Zuid-Hollandse eilanden. Vroeger was het eiland zeer geïsoleerd. Langzamerhand kwamen er stoomboten, die op Rotterdam een dagelijkse dienst openden. Later zelfs een stoomtram. Maar omstreeks 1860 was de verbinding met de buitenwereld nog maar alleen mogelijk met de beurtschipper. Mijn vader werd geboren in 1860. Toen hij vijf jaar oud was, stierf zijn moeder aan de cholera en kwam zijn grootmoeder – mijn overgrootmoeder – in huis om de drie kinderen te verzorgen, van wie mij vader de oudste was. Toen de moeder van mijn vader de cholera had, verbood de dokter ten strengste haar enig water te geven. Ondanks deze voorzorgsmaatregel stierf zij toch.
Later kreeg ook mijn overgrootmoeder de cholera. Mijn grootvader, die weer geconfronteerd werd met hetzelfde waterverbod, zei: ’Als je dan toch dood moet gaan, zal ik je zoveel water geven als je maar wenst!’ Hetgeen geschiedde, met de uitslag dat mijn over-grootmoeder niet alleen genas, maar zelfs oud genoeg geworden is om zichzelf in alle glorie te laten fotograferen met haar achterkleinzoon – that is the present scribe! – op haar schoot. Het verbleekte bewijs van deze overgrootmoederlijke ijdelheid bestaat nog altijd.
Mijn grootvader van vaderszijde was een kleine koopman in allerlei benodigdheden van het dagelijks leven. Hij verkocht kruidenierswaren, lampen, vloerbedekking, klompen, stoelen-mattersbiezen, wagensmeer en meer van zulke dingen. Mijn vader moest er al vroeg aan meedoen en op zijn dertiende jaar liep hij met een juk, waaraan twee manden bengelden, de boeren af ‘met negotie’, zoals ze daar zeggen. Op het juk volgde een kruiwagen; daarop een handkar met een hond er onder, die weer vervangen werd door een grotere kar met drie honden er voor. Toen hij zo ver gevorderd was, was mijn vader al twintig jaar en al enigszins zelfstandig! Op een kwade dag tuimelde hij met kar en honden van een hoge dijk, bij welk ongeval zijn koopwaar als een onontwarbare massa in een diepe sloot terechtkwam. Mijn vader was iemand, die zijn hele leven de status quo zoveel mogelijk heeft gehandhaafd, en alleen iets deed, d.w.z. tot een ingrijpende daad overging, als de omstandigheden hem daartoe noodzaakten. Over ’t algemeen moet ik zeggen dat het een goede politiek is geweest. Al mag hij dan niet iemand zijn geworden, wiens ‘grote daân in de historieblaân’ zijn vermeld, een gezeten burger van zijn dorp is hij ten slotte geworden en mijn moeder is, na zijn dood, op 75-jarige leeftijd nog een gezeten burgeres. Zoals ze zelf schrijft, in haar kernachtig Hollands: ’Ze slaan me nog niet omver met een telefoonpaal!’
…
Willem Walraven (uiterst links – ongeveer 12 jaar oud) op de lagere school te Dirksland
het geboortehuis van Willem Walraven in de Straatdijk te Dirksland
de Straatdijk in 2009
uiterst links het huis waar eens het geboortehuis van Willem Walraven stond
(met gedenksteen)
de gedenksteen
biografisch overzicht van zijn leven op Goeree-Overflakkee door Frank Okker:
Met een mengeling van onverholen weerzin en vertedering herinnerde Willem Walraven zich zijn jeugd in Dirksland op het eiland Goeree en Overflakkee. De verhouding met zijn ouders was ronduit slecht. Walravens vader, die een kruidenierswinkel dreef en zich tot redelijke welstand had opgewerkt, was zeer materialistisch ingesteld en toonde een diepe minachting voor cultuur. Voor zijn moeder, een schippersdochter, koesterde Walraven aanvankelijk meer sympathie, maar bitter stelde hij vast dat zij in conflicten tussen vader en zoon de kant van haar man koos.
Hoewel het gezin – dat verder uit een jongere broer en zuster bestond – in een orthodox-protestantse streek woonde, werd Walraven liberaal opgevoed. Hij ging naar de openbare lagere school, waar hij zich een vlotte leerling toonde. Naar de HBS mocht hij echter niet. Na nog wat les in Frans, Duits, Engels en boekhouden, werd Walraven begin 1902 naar Delft gestuurd om als volontair te werken op het kantoor van de handelsonderneming Van Schaik. Hij zou er een betrekkelijk gelukkige tijd beleven, met veel theaterbezoek. In deze jaren werd Walraven ook politiek bewust. Tijdens de grote spoorwegstakingen van 1903 kreeg hij een sterke sympathie voor het socialisme.
In januari 1904 keerde Walraven terug naar zijn ouderlijk huis in Dirksland. Het werd een periode van voortdurende conflicten met zijn vader en moeder, onder meer over zijn politieke opvattingen. Het ernstigste conflict hield verband met een liefdesrelatie, die door zijn moeder onmogelijk werd gemaakt. Het meisje in kwestie, dat van een vroeg overleden dochtertje beviel, kreeg hij niet meer te zien. Eind 1907 vertrok Walraven naar Rotterdam, waar hij een baantje vond als loopjongen, dat hij kon combineren met een bohémienachtig bestaan. In Rotterdam was hij ook politiek actief. Sinds november 1907 lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, bezocht hij lezingen van socialistische voormannen en nam hij deel aan een cursus marxistische economie.
Aangezien Walraven in Rotterdam geen zelfstandig bestaan wist op te bouwen, besloot hij te emigreren naar Canada, waar hij eind 1909, na een zeereis vol ontberingen, aankwam. Ook daar slaagde hij er niet in een vaste betrekking te vinden. Vijf jaar lang trok Walraven door Noord-Amerika, met allerlei kleine baantjes de kost verdienend. Het waren jaren van armoede, eenzaamheid en heimwee, maar in geen enkele periode van zijn leven heeft hij zoveel gelezen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bracht Walraven ertoe terug te keren naar Europa. Zonder een cent op zak meldde hij zich eind 1914 bij zijn ouders, doch met hen ontstond al snel opnieuw een conflict. Onder zware druk van zijn moeder, wie hij dit nooit zou vergeven, tekende Walraven in augustus 1915 een driejarig contract bij het Nederlandsch Indisch Leger. Zijn familie zou hij van zijn belevenissen op de hoogte houden door brieven aan zijn broer en, later, aan zijn zuster en zijn neef.
zie verder: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/walraven